Zweden kozen na de Keizerlijken te hebben achtervolgd de posities aan de weerskanten rondom Habrovka. Hatzfeld, aanvoerder van het keizerlijke leger, stelde zijn manschappen ook opnieuw. Het was niet eenvoudig, daar het leger geschokt was door het slechte verloop en de bij elkaar gebrachte eenheden meestal weinig aan elkaar gewend waren en de bevelhebbers werkten niet goed samen. Toch nam het leger weer positie in formatie. Manschappen verscholen zich in het bos Opatov, dat toen tot de oude weg van Ratměřice naar Jankov reikte. Over de hele lengte lag daar het keizerlijke leger, achter de bosrand werden zelfs versperringen gebouwd, het wachten was op nieuw bevel. Hatzfeld kon niet langer wachten met vechten, hoogstens tot de volgende dag, want de voorraden van zijn leger lagen in Tábor achtergebleven.
De Zweedse aanvoerder Torstensson wilde het terugtrekken van Keizerlijken persoonlijk zien. Hij reed daarom met een kleine eenheid de bergkam op en was verrast toen hij beneden een leger in formatie zag gelegen. De Keizerlijken zagen de vijand op horizon en gingen opnieuw - zonder bevel - daarop in de aanval. Hatzfeld kon niet anders dan een algemeen bevel tot aanvallen af te geven en zo het namiddags gevecht van de Slag aan te vangen. Men vocht langs de oude weg van Ratměřice naar Jankov. Als eerst waren Keizerlijken meer succesvol. Zij drongen Zweden terug en daar, waar nu de begraafplaats van Ratměřice ligt, maakten zij tien Zweedse kanonnen buit. Dan kwamen echter de versterkingen van Zweden aan, op de top naast Habrovka werden meer kanonnen geplaatst en schoten de moeizaam over de terreintrappen opklimmende troepen neer. Een deel van het keizerlijke leger lukte het deze kanonnen om te lopen en Zweden tot de huidige begraafplaats van Janov te dringen, waar zwaar werd gevochten. Intussen stuurde Hatzfeld elf eskadrons cavalerie van generaal Werth, dus ongeveer twee duizend cavaleristen, om Ratměřice en Habrovka om te rijden en Zweden in de rug aan te vallen. Het was inderdaad gelukt, maar in plaats dat de cavaleristen de op de vlucht geslagen Zweden achternagingen, stopten zij bij de zich slecht verwerende achterste Zweedse troepen en begonnen de wagens met voorraad en oorlogbuit te plunderen. Op dat moment werd ook de echtgenote van Torstensson, Beata de la Gardie, gevangen genomen. Het duurde echter niet lang, want de plunderingen kwamen de Keizerlijken zeer duur te staan. De Zweedse cavalerie van generaalmajoor Gougls, die op de plaats van de begraafplaats van Janov de Keizerlijken versloeg, nam snel de formatie in en reed onmiddellijk naar Habrůvka, waar hij de plunderende soldaten van de keizer aanviel. Deze werden gauw verdrongen en sloegen op de vlucht, tevens werd de echtgenote van Tostensson bevrijd.
Het laatste gevecht van de slag was het gevecht tussen de keizerlijke cavalerie en de Zweedse infanterie bij Hartmany, maar opnieuw werd de cavalerie dankzij de Zweedse kannonnen verslagen. Om drie uur namiddag bleef op het slagveld slechts de infanterie van Hatzfeld over en de keizerlijke aanvoerder moest daarmee op een klein heuveltje blijven. Maar ook deze troepen gingen gauw na een kruiselingse beschieting door Zweden vluchten. Al vluchtend werd Hatzfeld zelf door twee Zweedse officieren gevangen genomen. Tegen de avond werd hij naar de top bij Habrůvka gebracht, waar nu het monument van de Slag staat. Daar gaf hij aan Torstensson zijn degen af en capituleerde.
Historische bronnen zijn het erover eens, dat beide legers zeer dapper hebben gevochten. Een bewijs daarvan is het grote aantal slachtoffers. Aan de kant van de Keizerlijken zijn ongeveer vier duizend mannen gesneuveld, aan de Zweedse kant ongeveer tweeënhalf duizend. Ongeveer drie duizend Keizerlijken zijn gevangen genomen. Onder de slachtoffers was maarschalk Götz, onder gevangenen veldmaarschalk Hatzfeld, vijf generaals en negen kolonels. Na het aftrekken van de gesneuvelden, gevangen genomen en de hulptroepen uit Beieren en Saksen die huiswaarts keerden, kwamen enkele dagen later naar de verzamelplaats op de Witte Berg bij Praag van de oorspronkelijk zestien duizend mannen nog geen drie duizend mannen bijeen. Het keizerlijke leger was praktisch vernield. Keizer Ferdinand III verliet Praag na het bericht over het resultaat van de slag, om de verdediging van Wenen voor te bereiden.